Eindredactie: Noortje de Kok Ooit, lang geleden, was ik een echt paardenmeisje. Paardenposters hingen aan de muur, mijn lijfblad was “De Penny” en ik dreunde zo alle paardenrassen van A tot Z op. Ik had twee verzorgpony’s en liep een krantenwijkje om 5 uur ‘s ochtends vóór schooltijd, om te sparen voor een eigen paard. Ik kende alle paarden èn de bijbehorende mensen binnen de straal van mijn fietsbereik. Oh, en mijn hamsters heette Black Beauty, Big Red, Pinto en Old Billy.
Zo’n meisje dus. Leuk om te hebben als paardenvriendin, maar hopeloos (lees: irritant) voor ieder ander. Uiteraard bracht ik mijn hele jeugd door in en rond de manege en zat ik meer op de rug van mijn verzorgpony dan achter mijn bureau boven de schoolboeken. Spijbelen was synoniem voor een lekkere bosrit, in tegenstelling tot mijn klasgenoten voor wie spijbelen betekende dat zij rondzwierven in de stad of een vette kater uitsliepen van een avondje naar de disco. Op een dag overkwam mij iets dat een beetje buiten mijn comfort-paarden-zone viel. Ik liep namelijk door de manegegang op zoek naar een bezem omdat mijn extra ijver soms opviel en omgezet werden in een gratis paardrijles. Ineens hoorde ik een beetje gekletter van een waterstraal die iets bescheidener klonk dan de giga-turbo-straal die een paard of pony produceert, op het moment dat zij gemiddeld tussen de 20 à 30 liter urine loost. Ik keek rechts van mij de stal in, waar ik net voorbij liep, en zag daar de manege-eigenaar staan. Met zijn broek op zijn schoenen en zijn tampeloerus gericht op het been van de lieve merrie Ulrieke. Hij schrok van mij en kneep z’n handeltje zo snel mogelijk af, trok zijn broek vliegensvlug omhoog en probeerde te doen alsof hij het been van de merrie inspecteerde. Nu is het zo dat niet alleen deze merrie een ontzettende lieverd was, maar de manege-eigenaar was een vriendelijke man met een uiterlijk waar George Clooney nog jaloers op zou zijn. “Oeps”, stotterde ik en wist mij geen houding te geven. De manege-eigenaar kwam de stal uit, veegde zijn hand langs zijn broek af en stond nu tegenover mij. Hij verontschuldigde zich welgemeend en legde vervolgens uit dat de merrie last van mok had. Menselijke urine, net als zeewater, hielp daar goed tegen. “Vandaar...”, zei hij. “Ohh… okay”, zei ik en ging verder met het zoeken naar de bezem. ‘s Avonds aan tafel tijdens het avondeten vertelde ik aan mijn ouders, broers en zus over de genezende werking van menselijke urine ten aanzien van hardnekkige mok op paardenbenen. Niet dat ook maar iemand geïnteresseerd was in mijn verhaal, maar ik wilde het toch even in de groep gooien. Pas toen ik begon over de leuter van de manege-eigenaar, werd het even stil. “Hoe groot?”, vroegen mijn boers. “Dié mooie man?”, vroeg mijn grote zus. Mijn ouders keken elkaar even vragend aan, tot mijn moeder vroeg of ik geschrokken was. “Echt niet. Ik heb een extra paardrijles gekregen omdat ik het gangpad heb schoongemaakt, gaaf hè?” zei ik en graaide snel een glazen schaaltje met vanillevla voor de neus van mijn broer weg, die even niet oplette. En dat was het. Mijn “me too”. Toen. Soms denk ik wel eens aan dat moment. Een manege-eigenaar die zijn gereedschap aan een 14-jarig Pennymeisje laat zien in een stille manege-gang. Hoe fout kan iets klinken als je het uit zijn context trekt... Ik wil geen afbreuk doen aan alle “serieuze” me-too-verhalen waar wel degelijk sprake is van ongewenst gedrag. Maar dit was dus duidelijk hier niet het geval. En Ulrieke? Die is inmiddels allang niet meer. Maar huis-tuin-en keukenmiddeltjes zoals het insmeren met tandpasta, knoflook, zwavel, of colloïdaal zilver kunnen ook helpen tegen mok. Dat moet die manege-eigenaar toch hebben geweten, realiseer ik mij ineens... Opmerkingen zijn gesloten.
|
NORMEN & PAARDEN
Categorieën:
Alles
Paarden Columns © 2023
Linken en citeren mag altijd. Herpublicatie op niet commerciële websites mag alleen o.v.v. mijn naam plus een link naar de website. Hier jouw advertentie? Daar valt over te praten, oftewel: een reële vergoeding. Én een zak wortelen voor onze paarden natuurlijk!
|