(G)een familie ‘dingetje’
Ik kom niet uit een familie die van paarden houdt. Mijn liefde voor paarden is niet aangeboren. Sterker nog, mijn familie is als de dood voor paarden en heeft geen flauw idee waar ik mee bezig ben. Het verschil tussen een paard en een ezel weten ze wel. Maar dat is ook alles.
Feestjes
De totale onwetendheid (en gebrek aan liefde) is gewoon een gegeven. Totale desinteresse eerlijk gezegd ook.
Op een familie-reunië, die eens per 5 jaar wordt bezocht, is het me weer eens allemaal duidelijk geworden. Maar het is niet zo erg. Er zijn genoeg andere onderwerpen om over te praten. Maar toegegeven: de paardengrappenmakers, in de vorm van wat aangeschoten yuppen-neefjes, zijn wel vervelend.
Onder de onwetendheid versta ik opmerkingen die regelmatig worden gemaakt, zoals, wijzend naar een foto onze 5-jarige Welsh A-merrie: “Ahhh, wat schattig, zo’n veulentje.” Of: “Eten paarden ook vlees?” Op zulke momenten zou ik het willen uitschreeuwen: “Nééé, dan zou ik toch met geen mogelijkheid het weiland in durven!” Maar, ik blijf beleefd en antwoord: “Nee. Paarden zijn geen vleeseters. Dat zou een beetje vervelend voor de hond zijn.”
Over liefde gesproken
Maar nu dus de grapjassen. Ze mengen zich in het gezelschap op het moment dat ik mijn liefde voor paarden probeer uit te leggen aan mijn oom en tante. Ze vragen hoe groot het edele deel van een hengst is. En natuurlijk hoeveel biefstukken er in een paardenkont zitten. Ze vinden zichzelf enorm leuk als ze een vrouw met grote voorgevel in draf nadoen en verdwijnen goddank al dravend met beide handen op de borstkas, richting de bar. Héél, héél leuk heren. Echt enorm grappig.
Social talk
Interesse kunt je niet afdwingen en dat is natuurlijk wederzijds. Voetbal, het Verre Oosten of de risico-analyses van aandelen ten opzichte van obligaties, interesseren mij eerlijk gezegd ook niet zo. Het is niet meer dan sociaal je gesprekspartner toch uit te laten spreken. Hoe (on-)interessant een onderwerp ook is.
Paardenjargon
Tegen beter weten in, probeer ik dus toch mijn verhaal over mijn liefde voor paarden voort te zetten. Maar helaas, één derde van het gezelschap verdwijnt spontaan om wat te drinken te halen, één derde begint van me weg te kijken, of begint met een ander ergens anders over te praten. Slechts enkelen brengen de moed op om mijn verhaal even uit te zitten. Maar nu maak ik de stomme fout door termen te gebruiken die voor ons vrij normaal zijn. Ik zie pas hoe belachelijk ze klinken als de vraagtekens in de ogen van mijn gesprekspartners groter en groter worden.
Ik vervolg mijn verhaal:
Het gesprek haalt z’n eind niet. De ene lieve tante is nu ook wat te drinken gaan halen…
Feestjes
De totale onwetendheid (en gebrek aan liefde) is gewoon een gegeven. Totale desinteresse eerlijk gezegd ook.
Op een familie-reunië, die eens per 5 jaar wordt bezocht, is het me weer eens allemaal duidelijk geworden. Maar het is niet zo erg. Er zijn genoeg andere onderwerpen om over te praten. Maar toegegeven: de paardengrappenmakers, in de vorm van wat aangeschoten yuppen-neefjes, zijn wel vervelend.
Onder de onwetendheid versta ik opmerkingen die regelmatig worden gemaakt, zoals, wijzend naar een foto onze 5-jarige Welsh A-merrie: “Ahhh, wat schattig, zo’n veulentje.” Of: “Eten paarden ook vlees?” Op zulke momenten zou ik het willen uitschreeuwen: “Nééé, dan zou ik toch met geen mogelijkheid het weiland in durven!” Maar, ik blijf beleefd en antwoord: “Nee. Paarden zijn geen vleeseters. Dat zou een beetje vervelend voor de hond zijn.”
Over liefde gesproken
Maar nu dus de grapjassen. Ze mengen zich in het gezelschap op het moment dat ik mijn liefde voor paarden probeer uit te leggen aan mijn oom en tante. Ze vragen hoe groot het edele deel van een hengst is. En natuurlijk hoeveel biefstukken er in een paardenkont zitten. Ze vinden zichzelf enorm leuk als ze een vrouw met grote voorgevel in draf nadoen en verdwijnen goddank al dravend met beide handen op de borstkas, richting de bar. Héél, héél leuk heren. Echt enorm grappig.
Social talk
Interesse kunt je niet afdwingen en dat is natuurlijk wederzijds. Voetbal, het Verre Oosten of de risico-analyses van aandelen ten opzichte van obligaties, interesseren mij eerlijk gezegd ook niet zo. Het is niet meer dan sociaal je gesprekspartner toch uit te laten spreken. Hoe (on-)interessant een onderwerp ook is.
Paardenjargon
Tegen beter weten in, probeer ik dus toch mijn verhaal over mijn liefde voor paarden voort te zetten. Maar helaas, één derde van het gezelschap verdwijnt spontaan om wat te drinken te halen, één derde begint van me weg te kijken, of begint met een ander ergens anders over te praten. Slechts enkelen brengen de moed op om mijn verhaal even uit te zitten. Maar nu maak ik de stomme fout door termen te gebruiken die voor ons vrij normaal zijn. Ik zie pas hoe belachelijk ze klinken als de vraagtekens in de ogen van mijn gesprekspartners groter en groter worden.
- Paardenfokken? “Kunnen ze dat zelf niet, dan?”
- Aftuigen? “Ach, Margje was je zo boos?”
- Toiletteren? “Moet je je paard helemaal naar het toilet brengen om zijn behoefte te doen?”
- Uitmesten? “Dus een paard is niet zindelijk”
Ik vervolg mijn verhaal:
- Lichtrijden? “Voor de Slanke Lijn?”
- Longeren? “Hóé zeg je?”
- Columns over páárden? “Ach, schatje, wat leuk voor je…”
Het gesprek haalt z’n eind niet. De ene lieve tante is nu ook wat te drinken gaan halen…